Een negatieve soa-test geeft vaak een gevoel van opluchting. Geen hiv, geen chlamydia, geen gonorroe. Alles in orde, toch? Niet helemaal. Soa-tests zijn een krachtig hulpmiddel, maar ze zijn niet waterdicht. Wie denkt dat ‘negatief’ gelijkstaat aan ‘vrij van risico’, kan zichzelf én anderen onbewust in gevaar brengen. In dit artikel ontdek je welke soa’s soms onopgemerkt blijven, waar testen hun grenzen hebben en waarom échte veiligheid verder gaat dan één uitslag.
Veel mensen gaan ervan uit dat één soa-test alles dekt, maar dat is zelden het geval. In realiteit wordt er bij een standaardtest vaak alleen gekeken naar de meest voorkomende soa’s:
Andere infecties, zoals herpes (hsv), hpv, mycoplasma genitalium of trichomonas, worden meestal alleen getest als je er specifiek om vraagt of duidelijke klachten hebt. En zelfs dan is detectie niet altijd eenvoudig.
Soa’s hebben een ‘windowperiode’: de tijd tussen besmetting en het moment waarop een test het virus of de bacterie kan aantonen. Test je te vroeg, dan krijg je mogelijk een vals-negatieve uitslag.
Een negatieve test vlak na risicovol contact betekent dus niet automatisch dat je écht geen soa hebt.
Sommige soa’s blijven jarenlang in je lichaam zonder merkbare symptomen. Dat maakt ze extra gevaarlijk:
Een test die niet uitvoerig genoeg is of niet op het juiste moment wordt gedaan, kan deze infecties volledig missen.
Niet elke test meet hetzelfde, en niet elke locatie pakt het even grondig aan.
Als je bijvoorbeeld orale seks hebt gehad, maar alleen een urinetest doet, kun je alsnog een infectie meedragen zonder dat die wordt ontdekt.
Echte veiligheid vraagt om meer dan een vinkje achter 'negatief getest'. Dit kun je doen: